Je had om 11u met een collega afgesproken, maar je komt pas om 11u15 aan omdat je je bezig hebt gehouden en dat je dus te laat vertrokken bent. Jouw collega zegt: “Eindelijk! Het is bijna middag!” Wat zeg je nadat je je verontschuldigd hebt?
- Ik zeg lachend: "Ah, als het bijna middag is, dan ben ik net op tijd voor het aperitief, hè."
- Ik zeg: "Kom, niet stressen. We beginnen eraan."
- Ik zeg: "Oei, ik heb de indruk dat het jou irriteert. Vind je het belangrijk dat ik gewoon op tijd kom?"
- Ik verzin een excuus: "Ik kan er toch ook niet aan doen dat iemand me heeft opgehouden?"
Je staat op het punt om naar huis te vertrekken na een zware werkdag. Je bent moe en wil echt graag naar huis. Je leidinggevende vraagt je: ‘Wil je mij nog snel even helpen met taak X?’ Deze taak is volgens jou niet echt dringend en zou je bovendien nog 30 minuten extra werk vergen. Hoe reageer je?
- Ik zucht: 'Ja oké, maar kon je dat echt niet wat vroeger vragen?'
- Ik zeg: ‘Goh, ik vind het lastig dat je mij dat nu vraagt. Eigenlijk ben ik moe en wil ik nu liever naar huis.’
- Ik begin er meteen aan om mijn baas niet te ontgoochelen.
- Ik verzin een uitvlucht en zeg: ‘Sorry, ik moet naar de tandarts. Ik zal morgen wel een tandje bij steken.’
Nadat je een week thuis bent gebleven wegens ziekte, kom je weer werken. Als je je leidinggevende in de gang kruist, zegt hij: 'Ah, wie we hier hebben. Leef jij nog? En wij maar werken. terwijl jij thuis lekker niets lag te doen.' Hoe reageer je?
- Ik denk: 'Schandalig. Hij vraagt niet eens hoe het met mij gaat.'
- Ik zeg: 'Denk je nu echt dat ik voor mijn plezier een week met koorts in bed heb gelegen?'
- Ik roep hem gekwetst achterna: 'Ook een goeiemorgen, hè!'
- Ik denk: 'Trek het je niet aan. Hij is misschien een beetje overwerkt en snakt naar rust.’
Je komt een vergaderzaal binnen terwijl de vorige gebruikers de zaal verlaten. Je ziet de tafels en stoelen verspreid staan. De tafel ligt vol met lege koffiebekers en papierresten. Je bent het beu, omdat dit vaker gebeurt. Hoe reageer je?
- Ik zeg: ‘Ik wil niet vervelend zijn, maar zien jullie het zitten om het lokaal op te ruimen voor jullie weggaan?’
- Ik zucht en begin de zaal zelf op te ruimen.
- Ik wacht tot de vorige gebruikers weg zijn en begin te klagen tegen mijn collega’s.
- Ik zwijg en denk: ‘Foert. Voortaan ruim ik de zaal ook niet meer op.’
Jouw collega komt net uit een evaluatiegesprek met haar leidinggevende. Ze heeft tranen in de ogen en zucht: ‘Ik heb het gevoel dat ik hier niets goeds kan doen.’ Je antwoordt haar:
- ‘Je mag dat niet zo persoonlijk nemen. Je kent je baas toch.’
- ‘Waarom heb je je niet verdedigd? Je mag je niet laten doen, anders zal hij je nooit respecteren.’
- ‘Oei, zie je het niet meer zitten? Had je verwacht om meer erkenning te krijgen voor je werk?’
- 'Ik leef met je mee. Dat is echt niet eerlijk, je baas beseft niet wat je allemaal gepresteerd hebt.’
Je bent zonet met je auto tegen een voorligger gereden. Je was afgeleid omdat je met je smartphone bezig was. Wat is de eerste gedachte die door je hoofd gaat?
- 'Wat een kalf voor mij. Had die onnozelaar niet plots geremd, dan was ik er nooit tegen gereden.’
- 'Ik ben serieus geschrokken. Rustig blijven. Hoe kan ik dit praktisch afhandelen?’
- 'Hoe lomp van mij! Ik moet dringend leren rijden.’
- 'O nee, wat gaat mijn partner hiervan zeggen? Ik zal het weer mogen horen...’
Tijdens een vergadering weidt een naaste collega langer uit over een bepaald onderwerp dan je lief is. Je wil dat je collega stopt met praten, want je hebt nog veel ander werk. Hoe reageer je?
- Ik zwijg en denk: ‘Jongens, die kan zagen. Ik heb wel wat anders te doen.’
- Ik onderbreek en zeg: ‘Sorry, maar als we over alles zo lang uitweiden, zitten we hier morgen nog.'
- Ik zucht en kijk opvallend op mijn uurwerk in de hoop dat de spreker dat hij moet afronden..
- Ik zeg: ‘Sorry dat ik je onderbreek. Als ik eerlijk ben, ben ik niet meer aan het luisteren. Eigenlijk heb ik nog veel ander werk. Zie je het zitten om af te ronden?’
Je bent vrijdagavond blijven overwerken aan een voorstel dat dringend klaar moest. Je hebt hiervoor zelfs jouw wekelijkse partijtje padel laten vallen. Nu zit jouw voorstel al drie dagen in de mailbox van jouw leidinggevende zonder dat je baas je erover heeft aangesproken. Je bent boos. Wat is jouw reactie?
- Ik zeg: ‘Ik heb nog geen feedback van jou gekregen op mijn voorstel en ik heb de indruk dat je het nog niet hebt bekeken. Klopt dat?’
- Ik zeg: ‘Waarom vraag je mij iets dringends af te werken, als je niet eens de tijd neemt om ernaar te kijken?’
- Ik denk: ‘Oei, ik zal mijn werk niet goed gedaan hebben. Mijn baas durft mij er niet over aan te spreken.’
- Ik zeg: ‘Mijn padelpartner vraagt of ik nu vrijdag wél kan spelen. Kan dat of moet er weer iets ‘dringends’ worden afgewerkt?’
Jouw collega Nancy zegt over Bart, zonder dat hij het hoort: 'Bart is echt een roddeltante, hij is altijd vriendelijk in je gezicht, maar achter je rug spreekt hij kwaad over je.' Maar jij ervaart Bart wél als oprecht. Hoe reageer je? Je zegt tegen je collega Nancy:
- 'Bart? Roddelen? Dat beeld je je in! Ik heb hem nog nooit horen roddelen.'
- 'Roddelen, Nancy? De pot verwijt de ketel, hè?'
- 'Zou je niet beter tegen Bart zelf zeggen dat je een probleem hebt met hem?'
- 'Oei, werkt Bart op je zenuwen omdat je denkt dat je hem niet kunt vertrouwen?'
Tijdens een briefing met het hele team zegt jouw leidinggevende: ‘Zeg, die mail die je mij gestuurd hebt, heeft jouw zoontje van acht die opgesteld? Hij stond vol spelfouten!’
Je vindt het niet prettig dat jouw leidinggevende je op die manier aanspreekt terwijl anderen erbij zitten. Je zegt:
- 'Geen probleem. Ik zal erop letten.’ Terwijl je denkt: ‘Eikel!’
- 'Komaan zeg, alsof iedereen hier zonder fouten schrijft. Ik zal eens een paar mails opzoeken.’
- 'Ik hoor hoe belangrijk het voor jou is dat een mail geen fouten bevat. Maar eigenlijk voel ik me wel gegeneerd als je dit hier voor de hele groep zegt.’
- 'Zeg, motiverend leiderschap. ‘motiverend’ is dat met een ‘d’ of ‘t’ achteraan?’